Mattheus Brouërius van Nidek |
|
Aanvulling en verbrokkeling Hendrik Busserus Hendrik Busserus is in Amsterdam geboren op 22 januari 1701 en stierf er op 18 augustus1781. Er is weinig meer over hem bekend dan dat hij rechtzinnig Gereformeerd was en een 'oude neef' van Agatha Deken. Zij heeft voor zijn 73ste verjaardag een gedicht op hem gemaakt1, maar daaruit komen we niet veel meer over hem te weten. Molhuysen en Blok2 vermelden dat hij in zijn huis op den Haarlemmerdijk een grote verzameling tekeningen en prenten bijeen-gebracht heeft, waaronder een zeldzaam volledige historische en topografische atlas uitmuntte. Na zijn dood kwam zijn niet onaanzienlijke vermogen aan Aagje Deken. Naamlijst van een
Atlas In 1774, zeven jaar voor zijn dood, heeft Busserus zelf al een 'Voorreden' geschreven, die in de eerste catalogus is afgedrukt. Hij deelt daarin mee dat 'deze Groote Verzameling' van kunst grote moeite en veel kosten veroorzaakt heeft. In het vervolg schrijft hij: '(...) er zoude wel enige verandering of verbetering in kunnen gemaakt worden, betreffende de schikking, maar door omstandigheden en Hooge Jaaren kan men wel consideren zulks niet heeft toegelaten weer van voren af aan te beginnen,( ...)'. Verderop laat hij weten dat hij met Amsterdam is begonnen en dat daar vervolgens het overige is bijgekomen. Ook dan verontschuldigt hij zich. Als iets niet zo goed bevonden wordt als het behoorde verzoekt hij dat ten goede te nemen. In zo'n groot werk kan men lichtelijk een misslag begaan, temeer omdat hij het alleen, zonder hulp hoegenaamd, gedaan heeft. Een opmerkelijk stuk, deze voorrede. Het is een verantwoording waarin hij de tekortkomingen van zijn werk aangeeft. Hij schrijft het als hij 73 jaar is en zich blijkbaar realiseert dat hij het niet af kan maken zoals hij zich dat had voorgesteld. In het verjaardagsgedicht lijkt Aagje Deken hem een hart onder de riem te steken: '(...) het schijnt dat zelfs uw denkvermogen / nog met de jaren niet vergaat (...)' . Er zitten inderdaad nog al wat misslagen in de catalogi, maar omdat die na zijn dood gedrukt zijn, is het de vraag in hoeverre die hem kunnen worden aangerekend. Men kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat de verzamelwoede van Busserus groter was dan zijn vermogen om een geordend geheel in stand te houden en waarschijnlijk ook groter dan zijn kennis van de materie. In de catalogus van de veiling op 12 augustus 1782 is bij de topografische afbeeldingen vaak niet aangegeven of het om een tekening of prent gaat. Dikwijls worden meerdere plaatjes van hetzelfde gebouw niet gespecificeerd, maar aangeduid met bijv. '3 maal', of '8 maal', of ook wel met '... maal different'. Soms staat er bij: 'waarvan ... tekeningen'. De naam van de maker ontbreekt doorgaans en Stellingwerf is nooit genoemd. De 'Atlas van Amsterdam', waar Busserus mee begon, is in de auctiecatalogus van 17 augustus 1782 uitgegroeid tot twintig delen. Later komen er negentien andere atlassen bij, eveneens vaak in meerdere delen. Van het gewest Holland waren dat stedenatlassen, van de andere gewesten provincie-atlassen, echter met een sterke nadruk op de steden. De logica is niet altijd zichtbaar. Omdat het accent op de steden valt, zijn afbeeldingen uit de omringende gebieden moeilijk te vinden. Ruwweg zijn er 188 pagina's van Amsterdam, 106 van andere Hollandse steden en 151 van de overige gewesten. Op de overige 205 pagina's komen nauwelijks topografische afbeeldingen voor. Het begrip 'atlas' moet ruim worden opgevat; we kunnen zeker niet van een historisch-topografische atlas spreken. Behalve in de overwegend niet-topografische delen komen tussen kaarten, gezichten, poorten, kerken en publieke gebouwen ook vaak portretten, historieprenten en andersoortige afbeeldingen voor. Busserus heeft waarschijnlijk de volledige verzameling Henskes overgenomen en die slechts gedeeltelijk gebruikt. Hij heeft er plukjes uitgehaald en in zijn eigen verzameling gestopt. De rest is mogelijk weer verkocht, want in Busserus' andere verzamelingenen zijn ze niet gevonden. Aanvulling
en verbrokkeling Op de veiling in 1782 is Busserus' verzameling uiteengevallen. De namen van de kopers en de door hen betaalde prijzen kennen we door aantekeningen op de schutbladen van enkele exemplaren van de catalogus4. Nadat op elk deel van de verschillende atlassen afzonderlijk geboden was, werden een en twintig atlassen aan acht verschillende personen gegund. De drie grotere atlassen (Amsterdam, 's Gravenhage en de Generaliteitslanden) bleven toen nog bijeen. De kopers kochten voor eigen rekening of in opdracht van anderen. Daarna zijn grotere en kleinere delen of losse tekeningen en prenten aan diverse personen verkocht. Er kunnen stukken uit andere catalogi van Busserus mee vermengd zijn, want de kopers op de verschillende veilingen waren meestal dezelfde. L.J. van der Klooster5 vermeldt, in navolging van dr. W.S. Unger,6 dat het deel Zeeland gekocht werd door Verheye van Citters en de grondslag vormde voor de topografische atlas in het Zeeuws museum. Volgens aantekeningen in de veilingcatalogus was Yvers de koper van de twee delen van Zeeland; Verheye van Citters moet dan diens opdrachtgever of koper geweest zijn. Hoe het verder ging is moeilijk na te gaan. Het oudere deel van de Zeeuwse collectie bestaat grotendeels uit prenten naar Pronk en De Haen. Die zijn afkomstig uit De Tegenwoordige Staat en Het Verheerlykt Nederland. De Zeeuwse delen daarvan verschenen resp. in 1751-1753 en 1754. Een ander deel, waarbij tekeningen van Pronk, komt, via Busserus, van Henskes. De tekeningen van Stellingwerf komen oorspronkelijk uit de Atlas van Brouërius. Er is een door Stellingwerf getekende titelblad bij, Zelandia Illustrata, waaraan de Zeeuwse collectie zijn naam ontleent. De Atlas van Amsterdam zou voor een deel nog aanwezig zijn in de collectie Splitgerber7 . Het Utrechtse deel zou via de Amsterdamse boekhandelaar en verzamelaar H. Gartman in het bezit zijn gekomen van Dr. G. Munnichs van Cleef. Dat werd later gekocht door Prins Hendrik, gemaal van Koningin Wilhelmina, en wordt thans bewaard in het Koninklijk Huisarchief. Ook deze collectie blijkt maar een deel te bevatten van wat in Atlas en Schouwburg is vermeld. Everard de Burlett Frederik Muller. Muller schrijft dat na het overlijden van Henskes de verzameling, althans zéér veel ervan, in het bezit kwam van E. de Burlett, wiens verzameling hij in 1850 voor 4000.- kocht en aanmerkelijk vermeerderde. Eerder11 schreef hij al dat hij zelf begon met een kleine doch keurige verzameling, afkomstig uit de in 1850 door hem gekochte voortreffelijke atlas van De Burlett, 'zonder twijfel den uitgebreidsten en rijksten die ooit bestaan heeft of bestaan zal'. Muller heeft zich niet speciaal bemoeid met historisch-topografische tekeningen en er ook niet over gepubliceerd. Wel geeft hij voorafgaand aan de beschrijving der historieprenten uit de onder hem berustende catalogi een opsomming van de verschillende verzamelingen die hier te lande bijeengebracht en verkocht zijn. Bij de Atlassen noemt hij die van Busserus en die van De Burlett 1807 en 1850. Over de Atlas van De Burlett 1850 schrijft hij: 'de Atlas met topografische Teekeningen in 65 Kunstboeken en de Atlas der Vaderlandsche Geschiedenis in 104 omslagen, beide reeds vroeger, in 1807 geveild. Beide verzamelingen waren topographisch gerangschikt, en in den tweeden Atlas waren de histor. Platen en vele portretten topographisch ingelascht. Elk Kunstboek en ieder omslag zijn in drie of vier regels beschreven. Het geheel is eerst afzonderlijk, per portefeuille, geveild, en daarna de eerste Verzameling voor 1800.- de tweede voor 2000.- door mij gekocht. Van de Teekeningen zijn 40 Kunstboeken aan verschillende liefhebbers verkocht, voornamelijk aan den Heer J.T. Bodel Nijenhuis12 en eenige aan de Heer J. Schouten13, de overige berusten nog bij mij en zullen later beschreven en geveild worden. (...)' Andere berichten. W.
Eekhof schrijft in 187516
dat hij de portefeuilles met topografische tekeningen van Friesland
van de heer Fred. Muller heeft gekocht en dat hij er later nog 291
ontving van Mr. J. van Dam van Noordeloos te Rotterdam. Daarmee bezitten
het Gemeentelijk Museum van Leeuwarden en het Fries Museum aldaar
nu samen 682 van de ongeveer 835 topografische tekeningen die Stellingwerf
van Friesland maakte. Het zal niet lukken een complete lijst te maken van de nog beschikbare Atlas-Schouwburgfragmenten of de tekeningen van Stellingwerf. Enkele van de grotere restanten zijn al genoemd en andere komen bij de behandeling van de verschillende regio's nog aan bod. Misleidende titelplaat. De betreffende titel is die van een onderdeel van de catalogus van Henskes.19 De eerste vermelding er onder is: 'Tytel, getekent'. Dat duidt met zekerheid op een door Stellingwerf getekend titelblad, afkomstig uit de verzameling Brouërius. Brouërius heeft het echter niet gebruikt (het is althans niet in de Atlas vermeld) en Henskes gebruikt de titel voor twee pagina's 'varia'. De titel wordt bij de veiling van 1861 dus ten onrechte gebruikt en de toevoeging dat het om een verder uitgebreide verzameling Brouërius van Nidek zou gaan is onjuist. Helaas worden de tekeningen en prenten in de catalogus niet afzonderlijk genoemd, waardoor een directe vergelijking met Brouërius/Henskes niet mogelijk is. Maar het is vrijwel zeker dat er weinig uit de Atlas of Schouwburg in voorkomt. De titel van de catalogus en de naam van Brouërius hebben slechts als lokaas gediend. Fred. Muller wist daarvan. In het exemplaar van de Atlas dat toen eigendom was van C. Kramm,20 ligt een briefje. Het is geschreven door Fred. Muller en gedateerd 30 Dec. 1861. Hij deelt daarin de geadresseerde mee dat de platen die hij in het voorjaar bij Kemink kocht niet uit dezen Atlas komen. Noten |
inhoudsopgave |