Inhoudsopgave
Brouerius van Nidek |
Toeleveranciers
De anonieme Friese tekenaar
Oudheidkundigen en verzamelaars stuurden mensen
uit om voor hen te tekenen. Daarnaast kochten, kregen of ruilden ze
tekeningen en prenten of ontvingen deze in bruikleen om na te tekenen.
Brouërius had 'bequame meesters in ieder gewest en stadt gezocht
en te werk gestelt'. Daar is echter niet alles van terechtgekomen. Alleen
in Friesland, Overijssel en Gelderland zijn tekenaars voor hem actief
geweest. Die hebben ongeveer 1160 van de ca. 3775 in de Atlas genoemde
afbeeldingen van huizen geleverd. Het precieze aantal is niet bekend
omdat er niet altijd een naam bij staat. Voor de andere provincies en
een gedeelte van Gelderland heeft Brouërius gebruik gemaakt van
wat voorhanden was.
Van de tekenaar die voor Brouërius Friesland bereisde is de naam
nergens vermeld. Hij is degene die de meeste schetsen leverde. Van de
847 Friese tekeningen van Stellingwerf zijn er drie door Berkhuys en
acht door Brouërius aangeleverd. Als we verder de zes titelplaten
en vijf tekeningen met een oud jaartal aftrekken blijven er 825 over.
Dat moet ongeveer het aantal zijn dat de Friese tekenaar leverde.
Het grootste deel van de tekeningen die Stellingwerf er naar maakte,
bevindt zich nu in het Fries Museum en het Gemeentearchief te Leeuwarden.
Daar worden ze als een betrouwbare historische bron beschouwd. In 1996
vond L.P. Kasteleyn 58 oorspronkelijke schetsen terug in de collectie
Bodel Nijenhuis1.
Bij controle in het Fries Museum kon van de meeste van deze schetsen
de bijbehorende tekening van Stellingwerf worden gevonden2.
Daarbij bleek ook dat deze, in zijn eigen stijl, zijn voorbeelden nauwkeurig
had nagetekend.
Op het grootste deel van de tekeningen naar de onbekende Friese tekenaar
staat een jaartal. Daaraan kunnen we zien in welke jaren hij actief
was en hoeveel schetsen hij daarin maakte.
geen jaar |
98 |
1723 |
383 |
1720 |
4 |
1724 |
64 |
1721 |
54 |
1725 |
6 |
1722 |
215 |
1727 |
1 |
Van
Landeren.
Van L. van Landeren worden in de Atlas en Schouwburg acht tekeningen
uit Salland genoemd. Bij de eerste staat de naam Van Landeren en een
jaartal: 1716; de andere zijn met 'dito' aangehaald. Drie er van zijn
bekend; die zijn door Stellingwerf getekend. Waarschijnlijk is dat
met de andere ook het geval. De naam Van Landeren staat er niet onder
en er is ook niets over hem bekend.
Frans en Joost Berkhuys.
Er is een opmerkelijk verschil tussen de Friese tekenaar en de hier
volgende tekenaars uit Gelderland en Overijssel. Terwijl de naam van
de Friese tekenaar onbekend bleef, werd die van andere toeleveranciers
vaak door Brouërius zelf onder de door Stellingwerf naar hun
voorbeeld gekopieerde tekeningen geschreven.
De naam Berkhuys wordt zowel met y als i gespeld; een enkele maal
komt Berghuys voor. Als voorletters zien we F. of Fr. en J.; soms
wordt een volledige voornaam, Frans of Joost, gebruikt. Maar ondanks
uitgebreid onderzoek is geen spoor van hen of hun herkomst gevonden.
Wel bestaat er een tekening van Brouërius van Nidek uit 1700
waar 'Berkhuis fecit' onder staat. Blijkbaar kenden Berkhuys en Brouërius
elkaar al langer.
Het is onbekend of ze in opdracht van Brouërius werkten of hem
materiaal hebben aangeboden. Het lijkt erop dat ze zelf tekenden,
anderen lieten tekenen en ook bestaand materiaal verzamelden. Hun
onderwerpen waren bestaande of verdwenen gebouwen, die echter naar
veler oordeel niet in die vorm bestaan kunnen hebben. Stellingwerf
heeft alles overgetekend en er moet gevreesd worden dat er, behalve
het portret van Brouërius, niets van het door Berkhuys zelf getekende
materiaal bewaard gebleven is3.
Berkhuys is heel productief geweest. Uit de veilingcatalogus konden
we een lijst van 259 tekeningen samenstellen waarbij zijn naam wordt
genoemd of aangehaald. Die aanhalingen, met 'dito', vormen een probleem.
Soms lopen ze, met name in de Atlas, over meerdere kolommen of van
de ene op de andere bladzijde door, in de Atlas bijv. op pag. A19,
A20, A29. Het lijkt er op dat wel eens ten onrechte ge'dito'ed is.
We hebben de later nog te bespreken Schouwburg nodig voor meer duidelijkheid.
Daarin komen minder aanhalingen voor en zijn naar het schijnt minder
fouten gemaakt. Er is daarom aangenomen dat de 'dito's' in de Schouwburg
betrouwbaarder zijn dan die in de Atlas. Voor zover mogelijk zijn
ook de onderschriften van de tekeningen zelf bekeken.5
Dat had tot gevolg dat elf verspreide vermeldingen die alleen in de
Atlas voorkomen als dubieus van de lijst zijn gehaald, zodat er 248
overbleven.
Een andere moeilijkheid is dat in Atlas en Schouwburg bij dezelfde
tekening vaak verschillende namen staan. Zo staat in de Atlas 96 keer
Stellingwerf waar de Schouwburg een Berkhuys heeft. Het omgekeerde
is twaalf keer het geval. Soms noemen beide bronnen Stellingwerf,
terwijl andere doen vermoeden dat Berkhuys de schets leverde.
Onze Berkhuys-lijst moet dus met enige scepsis bekeken worden. Ze
kan echter wel als basis dienen voor de specificaties die hierna volgende.
Tekeningen
naar Berkhuijs in Atlas en Schouwburg.
Het volgende staatje geeft een overzicht van de verschillen in vermelding
van tekeningen naar Berkhuys in Atlas en Schouwburg.
Voorkomen van de naam: |
Atlas
|
Schouwburg
|
Berkhuys |
138
|
233
|
Stellingwerf |
100
|
7
|
anderen |
4
|
5
|
niet vermeld |
6
|
3
|
totaal van de lijst |
248
|
248
|
Het meest opmerkelijke aan dit lijstje is dat er maar enkele tekeningen
zijn waar geen naam bij vermeld is. Elders in zowel Atlas als Schouwburg
ontbreekt de naam vaak. In de Schouwburg wordt Stellingwerf weinig
genoemd, misschien omdat alleen zijn signatuur (JSt) onder de tekeningen
staat. Die was blijkbaar onbekend en, zoals we al zagen, vaak slecht
leesbaar.
Soms wordt de naam Berkhuys in de catalogi genoemd, terwijl die op
de tekening zelf ontbreekt. Zo zijn er bij de 18 tekeningen in de
Gemeentebibliotheek te Rotterdam, die volgens Atlas en/of Schouwburg
van Berkhuys zijn, 9 waarop die naam niet voorkomt. Op één
na staat er wel duidelijk JSt op. Het meest waarschijnlijk is dat
men -ook toen al- de tekeningen van Stellingwerf en Berkhuys niet
uit elkaar kon houden. Geen wonder, want ze waren allemaal door Stellingwerf
getekend!
Tekeningen naar Berkhuys worden vrijwel uitsluitend in de Atlas genoemd.
Slechts twee staan er alleen in de Schouwburg en het omgekeerde is
ook het geval. Van 135 tekeningen waarvan de huidige verblijfplaats
bekend is, is er slechts één niet in de Atlas of Schouwburg
gevonden. De verschillen zijn zo klein dat aan een fout in de vermelding
gedacht moet worden. Het lijkt er op dat Berkhuys uitsluitend voor
Brouërius van Nidek gewerkt heeft.
Berkhuys-tekeningen
naar naam en jaartal.
Behalve Berkhuys zonder meer worden ook F. en J., c.q. Frans en Joost
Berkhuys genoemd. Er komt ook nog een T. Berkhuys voor, maar dat zal
wel F. moeten zijn. Met behulp van de beschikbare gegevens is een
zo goed mogelijk onderscheid gemaakt tussen 'Berkhuys', 'Frans Berkhuys'
en 'Joost Berkhuys' en de jaren waaruit hun werk dateert. Daaruit
resulteert het volgende overzicht.
Jaar |
Totaal
|
Berkhuys
|
F.Berkhuys
|
J.Berkhuys
|
geen jaar |
62
|
56
|
5
|
1
|
vóór
1700 (a) |
32
|
27
|
5
|
|
1703 |
2
|
|
2
|
|
1707 |
1
|
1
|
|
|
1710 |
1
|
|
1
|
|
1713 |
1
|
1
|
|
|
1717 (b) |
30
|
18
|
11
|
1
|
1718 |
38
|
21
|
8
|
9
|
1719 |
6
|
1
|
5
|
|
1720 (c) |
54
|
15
|
35
|
4
|
1723 |
19
|
5
|
12
|
2
|
1725 |
1
|
|
1
|
|
1726 |
|
|
|
|
Totaal |
248
|
146
|
85
|
17
|
a: waaronder Harderwijk en Wageningen; b:
steden Zutphen en Dotekom; c: waarvan 21 van Zutphen.
Van de 32 jaartallen uit de 16de en 17de eeuw zijn er achttien van
Harderwijk of omgeving en zeven van Wageningen. Van de weinige vroege
jaartallen uit de 18e eeuw kan men zich afvragen of die juist zijn;
de actieve periode lag duidelijk van 1717 t/m 1720 en in 1723. Tenslotte
is 62 keer geen jaartal vermeld; een volledige specificatie naar plaats
maakt aannemelijk dat de meeste afbeeldingen uit de actieve periode
stammen.
Berkhuys-tekeningen
naar regio.
In onderstaand staatje zijn de tekeningen van de tekenaars Berkhuys
naar regio gesplitst. Een drietal huizen dat net over de grens van
een regio lag zijn bij die regio getrokken.
Regio |
Totaal
|
Berkhuys
|
F.Berkhuys
|
J.Berkhuys
|
Zutphen
en Dotekom |
46
|
21
|
15
|
10
|
Achterhoek |
51
|
10
|
36
|
5
|
Liemers |
5
|
3
|
2
|
|
Neder
Veluwe (a) |
49
|
42
|
7
|
|
Over Veluwe |
19
|
7
|
11
|
1
|
Veluwezoom
(b) |
18
|
10
|
7
|
1
|
Over-Betuwe
|
3
|
|
3
|
|
Goyland
e.o. |
6
|
3
|
3
|
|
Deventer |
9
|
9
|
|
|
Twenthe |
7
|
6
|
1
|
|
Salland |
35
|
35
|
|
|
Totaal |
248
|
146
|
85
|
17
|
a: Harderwijk, Wageningen e.o.; b: Arnhem,
Dieren e.o.
Het werkgebied van de (gebroeders?) Berkhuys omvatte dus vooral het
Graafschap Zutphen, de Veluwe, Salland en Twenthe. De Betuwe, Zwolle,
Kampen en het gebied van Vollenhove vielen er buiten. Opmerkelijk
zijn 6 tekeningen uit Gooiland en omgeving. Daarvan is er één
ongedateerd, de overige zijn van 1723. L.P. Kasteleyn oppert de mogelijkheid
dat deze gemaakt zijn toen 'Berkhuys' op weg was naar Amsterdam om
zijn tekeningen af te leveren5.
Het blijkt niet duidelijk dat iemand van de 'familie Berkhuys' in
een bepaalde periode of in een bepaald gebied werkte. Frans schiet
er uit in 1720 in de Achterhoek. Van de 25 tekeningen naar oude voorbeelden
van de Neder-Veluwe staan er eenentwintig op naam van Berkhuys algemeen
en vier op die van Frans. In 't algemeen komt, waar er een voor-naam
of letter bij staat, Frans vijf keer zo veel voor als Joost. Maar
al die gegevens zijn niet voldoende om de Berkhuys'ens uit elkaar
te houden of naar jaar of regio te onderscheiden. Was het tenslotte
toch maar één persoon? Of hebben we te maken met een
familie die ergens een zaak in tekeningen en prenten had, bijvoorbeeld
in Zutphen, ongeveer het centrum van hun activiteiten? Helaas, het
is niet gelukt er iets van te vinden.
Maximiliaan de Raadt c.s.
Maximiliaan de Raadt komt 74 keer voor, met
tekeningen uit de Liemers en omgeving. Drie zijn er ongedateerd, een
is van 1647, een van 1717, de meeste van 1720 en een paar van 1721.
Het grootste deel bevindt zich in de collectie De Poll in het R.K.D.
Stellingwerf tekende ze allemaal en, zoals met de 'vreemde vogels'
gebruikelijk, zijn de onderschriften van de hand van Brouërius. Meestal staat er zoiets als: 'Maxim: de Raadt (Raad, Raat) ad viv: delineavit' en soms 'ad vivum depictus'. Brouëriuis vond het kennelijk van belang dat 'ad vivum' er bij te vermelden. Drie keer komt in resp. Atlas en Schouwburg de combinatie De Raadt - Thielemans voor, twee keer De Raadt - Berkhuys en een keer De Raadt - Ten Have.
De naam J. ten Have komt, behalve eenmaal in combinatie met De Raadt, twee keer afzonderlijk voor, mogelijk met afbeeldingen van oudere datum uit de omgeving van Ulft.
De Berghse landdrost Derk Thielemans was tevens opperkerkmeester van de geestelijke goederen in het graafschap Bergh. Hij wordt in de Schouwburg drie keer genoemd, maar in de onderschriften door Brouërius komt hij minstens tien keer voor, met tekeningen uit het gebied rond Montferland. Er staat dan: 'Dirk Thielemans ad vivum delineavit per Maximiliaan de Raadt' of afkortingen daarvan. Het lijkt dus te gaan om tekeningen die Thielemans in 1720 naar het leven (ad vivum) heeft getekend, door De Raadt zijn geleverd en door Stellingwerf gekopieerd.
Berkhuys, De Raadt, Ten Have, Thielemans: de tekeningen naar hun werk hebben de naam onbetrouwbaar te zijn. Juist bij hen schreef Brouërius hun naam onder de tekening. Dat kan nauwelijks toeval zijn. Was dat om aan te geven wie verantwoordelijk was voor de juistheid van de afbeelding?
Verzameling de Poll, RKD, neg. nr. L 9058
|
De Hardenberg toen en nu
Als voorbeeld van de manier waarop Brouërius van Nidek aangaf wie hij verantwoordelijk stelde voor de juistheid van de tekening is hier 'De Hardenberg' weergegeven. Brouërius schreef zelf het onderschrift: 'De Hardenbergh, ten Noortwesten, 1/2 uur van Anholt, gehoort den Hr van kochenheijn'. Rechts daarboven staat, eveneens in de hand van Brouërius: '1720 ad vivum depict:/ à Maximil: de Raat'.
De tekening
is onmiskenbaar gemaakt door Stellingwerf. Behalve dat Brouërius
de tekenaar of leverancier van het origineel noemt heeft hij het dit
keer ook nog aan de heer Van Kochenheijm gevraagd. Deze was behalve
eigenaar en bewoner van de naburige havezathe Oevelgunne ook eigenaar
van De Hardenberg.
De nieuwsgierigheid gebiedt om te kijken wat er aan vergelijkingsmateriaal is. Dat valt niet mee. Abraham de Haen heeft in 1731 een tekening van Hardenberg gemaakt, die Andries Schoemaker heeft gebruikt voor zijn Beschrijvinge (...) van Gelderland. Het manuscript van Schoemaker is in 1943 door de oorlogshandelingen in Arnhem verbrand en de tekening van De Haen is niet gevonden.
Dan is er een klein tekeningetje op de kaart die de landmeter Jan Heinrich Memer in 1754 en 1755 voor de graaf van Bergh maakt. Die blijkt vrijwel overeen te komen met de huidige situatie. De tekening van De Raadt uit 1720 geeft duidelijk hetzelfde comlex weer, maar het linker gebouw is ten opzichte van de andere verschoven. Het zou kunnen dat het verplaatst is, maar het ligt meer voor de hand dat onduidelijkheid in het voorbeeld Jacobus Stellingwerf tot deze weergave bracht.
De Hardenberg bestaat nog en is de laatste jaren uitvoerig gerestaureerd. Het ligt op duits grondgebied, ongeveer 1 km over de grens bij Gendringen en is een bezitting van de eigenaar van kasteel Anholt. De Hardenberg wordt particulier gebruikt en ziet er in 2003 uit als op deze foto van André Tangelder te Silvolde.
Aantallen in de Atlas.
In de Atlas van Brouërius van Nidek zijn meer dan 3.900 afbeeldingen
van gebouwen vermeld. Eerder veronderstelden we dat Stellingwerf er
daarvan 2.564 getekend had, inclusief die op naam van een toeleverancier
staan. De resterende afbeeldingen, veelal prenten, kwamen uit andere
bronnen. Het volgende staatje geeft bij benadering aan hoe de verhoudingen
zijn.
Herkomst afbeeldingen: |
geen jaartal
|
voor 1717
|
vanaf 1717
|
totaal
|
van toeleveranciers
|
170
|
35
|
952
|
1.156
|
titelplaten |
60
|
|
|
60
|
andere
bronnen |
673
|
609
|
66
|
1.348
|
nagetekend
door Stellingwerf |
903
|
643
|
1.018
|
2.564
|
niet nagetekend |
1.153
|
149
|
56
|
1.358
|
Totaal
gebouwen in Atlas |
2.056
|
792
|
1.074
|
3.922
|
De afbeeldingen onder 'andere bronnen' en
die welke 'niet nagetekend' werden, zijn grotendeels van onbekende
of oudere datum. Van de 792 vermeldingen mét jaartal zijn er
265 uit de 16de eeuw (of nog ouder), 503 uit de 17de en 24 uit het
begin van de 18de eeuw. Een deel van de afbeeldingen zonder jaartal
is eveneens uit het begin van de 18de eeuw, maar de meeste zijn van
oudere datum. Met uitzondering van hetgeen van de toeleveranciers
kwam bestond een groot deel van de Atlas dus uit oud materiaal. Over
de herkomst daarvan tasten we vaak in het duister.
Een
bont gezelschap.
Bij de vermeldingen mét naamaanduiding komen we meer dan honderd
verschillende namen tegen, waarvan veertig slechts één
keer. Er zijn tekenaars en graveurs bij, maar ook uitgevers, architecten
en schilders. Vaak is niet aangegeven of het om tekeningen of prenten
gaat. Soms wordt vermeld dat een afbeelding een tekening is, terwijl
dat betwijfeld kan worden. Degenen wier naam tenminste dertig keer
vermeld staat worden hier kort besproken.
A. en H. de Leth waren graveurs, tekenaars en uitgevers. Brouërius
schreef de tekst voor een van hun uitgaven.7 Er staan in de Atlas
88 tekeningen en prenten op hun naam, vrijwel alleen van Noord Holland.
Abraham Rademaker was schilder, tekenaar, graveur, uitgever en handelaar
in prenten. Hij beperkte zich tot Noord- en Zuid-Holland en een deel
van Gelderland. Rademaker was zeer productief en werkte meestal naar
oude voorbeelden. In de Atlas zijn 189 afbeeldingen van hem opgenomen,
meestal prenten uit door Rademaker uitgegeven boeken. Henskes voegde
later 105 andere aan de verzameling toe.
Petrus Schenk was graveur en een belangrijk uitgever. Brouërius
nam uit Schenk's uitgaven 97 afbeeldingen over, Henskes later nog
eens 116, uit Noord- en Zuid-Holland.
Jacobus Schynvoet was een bekend tekenaar en graveur. Hij graveerde
de prenten in Lud. Smid's Schatkamer, die vrijwel allemaal in Brouërius'
verzameling voorkomen. Bij de 47 vermeldingen op naam van Schynvoet
staat nog al eens dat het tekeningen zijn. Misschien kon Brouërius
beschikken over de voortekeningen van die prenten.
Stoopendaal: er waren meer kunstenaars van die naam. Een tiental prenten
komt uit 'De Zegepralende Vecht', waarvan de maker Daniël Stoopendaal
was. In totaal staan er 35 tekeningen of prenten van diverse of onbekende
herkomst op naam van een Stoopendaal .
Het is waarschijnlijk dat al deze afbeeldingen al in 1725 in Brouërius'
verzameling voorkwamen. Omstreeks dat jaar begon Pronk in Noord-Holland
te tekenen en was Brouërius diens opdrachtgever of althans afnemer,
maar slechts voor een beperkt aantal tekeningen. In 1727 en het daaropvolgende
jaar zijn nog een paar tekeningen van De Leth toegevoegd. Daarna was
het eigenlijk voorbij. Als de dateringen juist zijn, kwamen er uit
1730 en 1732 nog enkele tekeningen van De Leth en Pronk bij en in
1736 drie van een onbekende tekenaar. Brouërius bleef aanvankelijk
blijkbaar de vakliteratuur bijhouden. We vinden in de Atlas namelijk
dertien prenten van ene Ruyter, die afkomstig moeten zijn uit het
boek Nijmegen, de oude Hoofdstad der Batavieren van H.K. Arkstee,
dat in 1733 verscheen. Ze zijn waarschijnlijk naar Pronk. Henskes
nam er later nog eens zes6
prenten uit op.
Noten
1 De Verzameling Bodel Nyenhuis(1797-1872), die o.a. 22.000 topografische
afbeeldingen omvat, bevindt zich in het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit
te Leiden. Het grootste deel van deze enorme collectie is nog niet
ontsloten.
2 Vriendelijke mededelingen van L.P. Kasteleyn.
3 In het R.K.D., het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
in Den Haag, bevinden zich 110 tekeningen met de naam van Berkhuys.
Ze zijn allemaal door Stellingwerf getekend of op zijn minst heeft
hij er aan gewerkt. Slechts bij één tekening, de gevel
van de vergaderplaats van de Gedeputeerden van het Graafschap Zutphen,
is er twijfel. Maar daar staat ook geen naam op.
4 Atlas, bijv. pag. A19, A20, A21
5 Vooral uit de collectie Van de Poll in het hiervoor genoemde R.K.D.
en uit verzamelingen in de Stedelijke Musea te Arnhem en Zwolle en
de Gemeente Bibilotheek in Rotterdam.
6 In Pronk met Pen en Penseel, 1997, 105, noot 29.
7 Het zegepralent Kennemerlant (...), 1719.
|