Johannes Scheffer

 

 

Inhoudsopgave
Collectie Scheffer

De historisch-topografische atlas

Een rijke verzameling.
In 1874, bij zijn 'Wandeling'1 rond Diepenheim, heeft Jacobus Craandijk het over tekeningen van havezathen. 'In de verzameling op het gemeentearchief te Rotterdam berusten enkelen die, voorzover ik weet, nooit zijn uitgegeven.' In 1875, en nog eens in 1878 als hij bij 'Een wandeling door Rotterdam' ook uitgebreid door de bibliotheek wandelt, noemt hij het 'een rijke verzameling.' De verzameling waar Craandijk het over heeft is dezelfde als die nu in het hoofdgebouw van de Gemeentebibliotheek (Openbare Bibliotheek) wordt bewaard. Tot nu toe is daarover niet gepubliceerd.

Het huidige bibliotheekgebouw aan de Hoogstraat is in 1983 voor het publiek opengesteld. Met zijn zes verdiepingen, waarvan elke hogere iets inspringt ten opzichte van de vorige, en met de grote gele luchtverversingsbuizen aan de buitenkant is het een opvallend gebouw. Sinds in 1994 de trein ondergronds is gegaan en het spoorwegviaduct dat Rotterdam doorsneed werd gesloopt, heeft men een onbelemmerd uitzicht op het gebouw, maar ook vanuit het gebouw. Men kijkt er op een stuk modern Rotterdam, waarin als anachronisme, maar nadrukkelijk aanwezig, de St. Laurenskerk staat.

Op de derde verdieping van het bibliotheekgebouw zijn letterkunde en geschiedenis ondergebracht. Daar bevinden zich ook vier zwarte dozen met in totaal zo'n 480 afbeeldingen, bijna allemaal van kastelen. De 'Collectie Craandijk' wordt ze genoemd. Dat komt omdat deze historie- en Rotterdam-minnaar in de jaren 1873-1876 aan de bibliotheek 55 door hem gemaakte kasteeltekeningen schonk. Het is met duidelijke letters op de in 1880 aangebrachte opzetkartons geschreven: 'Geschenk van J. Craandijk, Doopsgezind Predikant'. Ze werden bij het al bestaande, en grootste, deel van de collectie gevoegd, maar dat had met Craandijk niets te maken.

Van tijd tot tijd kwam er iemand om de collectie, of een of meer tekeningen daaruit, te bekijken. Maar een openbare bibliotheek is niet de plaats waar men dergelijke afbeeldingen zoekt. Ook de bewaar-condities, op een zolder zonder klimaat-beheersing, waren aanvankelijk verre van ideaal. De mensen van de derde verdieping waren echter op de hoogte van het bestaan van de collectie. Toen ik bij mijn eerste telefonische contact naar een bepaalde tekening vroeg werd verondersteld dat die in de 'Collectie Craandijk' zou zitten en bood men aan om even te gaan kijken. Het bleek dat de gevraagde tekening er bij zat en dat was het begin van mijn kennismaking met de 'Collectie Craandijk'.

Bij een openbare bibliotheek is het begrip 'openbaar' geen farce. Wat er is, is er voor iedereen. Weliswaar wordt niet alles uitgeleend, maar kopieëren is toegestaan. Een archiefmedewerker zullen de haren ten berge rijzen, want ik maakte 480 kopieën om ze thuis op mijn gemak te sorteren.
Maar dat was in 1993.

Geschiedenis van de Bibliotheek
In de hier boven al genoemde St. Laurens- of Grote Kerk werd al in 1604 een 'publycke Bibliotheke' ingericht.2 Op verzoek van de Dienaren des Woords en de ouderlingen stelde de vroedschap, voorlopig voor zes jaar, een bedrag beschikbaar voor de aankoop van boeken. Door aankoop en geschenk groeide deze bibliotheek zodanig dat aan de koster en voorganger een extra beloning werd gegeven om de kamer schoon te houden en te zorgen dat geen boeken uit de bibliotheek 'by yemanden thuys werden gedragen'.

In het laatst van de 17e eeuw leek de aandacht te verflauwen. Volgens de schrijver van een artikel over 'De Rotterdamsche Stadsbibliotheek' in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 september 1886 werd het bewaren, waarnemen en schoonhouden sinds 1697 zelfs aan een vrouw opgedragen. De bibliotheek raakte in verval. Bij de scheiding van kerk en staat in 1800 bleef ze in het kerkgebouw en werd van stadswege vergeten.

In 1814 werd een door de oud-hoogleraar en predikant J. Clarisse opgemaakte catalogus van de boeken in de 'St. Laurentii' uitgegeven3. In dit boekje van 24 pag. worden 327 titels genoemd, hoofdzakelijk van godsdienstige en historische werken, daterend uit of rond de 16e eeuw. Blijkbaar zijn er sinds het begin van het vrouwenbewind geen nieuwe boeken aan de collectie toegevoegd. De bibliotheek in de St. Laurenskerk werd in 1869 met de Stadsbibliotheek verenigd.

Bij wet van 29 Juny 1851 moeten B&W jaarlijks in april een uitvoerig en beredeneerd verslag uitbrengen van de toestand der gemeente. Dat was toen niet zo gemakkelijk. De gegevens die men niet zelf voorhanden had moesten 'gezocht worden bij vele andere collegiën, autoriteiten, commissiën en instellingen van verschillende aard' en die bleven wel eens in gebreke. In het verslag over 1851 staat over het archief: 'Het archief der gemeente is voor zoo verre dat van vorige tijden nog voorhanden was en bewaard gebleven is, in verschillende vertrekken van het Raadhuis en een gedeelte in het Stads Timmerhuis geplaatst(...). Van het geheel is een inventaris opgemaakt die behoorlijk wordt bijgehouden.' Of dat laatste helemaal waar is kan betwijfeld worden. In het verslag over 1855 heet het: 'Ten gevolge van vele en meer spoed vereischende werkzaamheden, is nog geen gevolg kunnen worden gegeven aan de voorgenomen maatregelen tot het in orde brengen van meerdere bergplaatsen voor het archief.'

Op 22 oktober 1857 kwam de eerste gemeentelijke 'Verordening op het bewaren en in orde houden van het archief' tot stand. Er werd een adviescommissie benoemd, die op 1 februari 1858 voor het eerst bijeenkwam. Uit het verslag over 1858 blijkt dat er veel stukken en zelfs hele jaarreeksen ontbraken. Verondersteld werd dat er veel in particuliere handen zou zijn, maar een oproep om ze terug te brengen leverde weinig op. Op 1 december 1858 werd de klerk ter Secretarie, de heer J.H. Scheffer, van zijn andere werkzaamheden ontslagen om zich uitsluitend aan het archief te kunnen wijden. Later kreeg hij de titel van archivaris en groeide hij uit tot een belangrijke figuur in de archiefwereld.

Bij het archief behoorde van het begin af aan een boekerij. Die werd in die jaren in het Timmerhuis (Openbare Werken) bewaard en groeide later uit tot de aparte dienst Bibliotheken en leeszalen, die in 1906 van het archief gescheiden werd. Uit het jaarverslag van 1858 blijkt zich echter ook op de charterkamers ten Raadhuize bij het archief een, hoewel niet zeer uitgebreide, boekerij te bevinden.

Van 1851 t/m 1870 bevat het gedrukte verslag van Burgemeester en Wethouders een stuk over het archief (inclusief bibliotheek). Van 1871 t/m 1905 wordt dat een verslag van de commissie voor het archief. In laatstgenoemd jaar krijgt de bibliotheek een nieuw gebouw en gaan de bibliotheekzaken van de Commissie voor het Archief over op de Commissie voor Openbaar Onderwijs. In al die jaren, tussen 1851 en 1905, worden regelmatig, zowel op aucties als van particulieren, stukken gekocht, die betrekking hebben op de gemeente Rotterdam. Verder wordt veel ten geschenke ontvangen; uit de registers van geschenken in het archief van het archief blijkt hoe die verdeeld zijn over archief en bibliotheek. De namen van sommige schenkers komen regelmatig terug. Een daarvan is J. Craandijk, Doopsgezind predikant, die tussen 1873 en 1887 eigen tekeningen en boeken geeft, maar ook oude voorwerpen en curiosa van hemzelf of de Doopsgezinde Gemeente. J.G. Frederiks te Zutphen geeft tussen 1873 en 1887 boeken of overdrukken van artikelen. De tekeningen van Craandijk, allemaal van kastelen, zijn bij de collectie gevoegd. Dat gebeurde ook met 3 kastelenplaatjes uit de Geldersche Volksalmanak, die in 1875 door Frederiks waren gestuurd.

In het verslag van Burgemeester en Wethouders over 1866 staat een opmerkelijke uitspraak. Er zijn dan vijf lithografiën met afbeeldingen van personen ontvangen, waarbij de aantekening is gemaakt: 'Bovenstaande personen in geene betrekking staand tot de Geschiedenis van Rotterdam kunnen dus niet in de prentverzameling in het Archief worden opgenomen.' Ze blijven dus als een soort ondergeschoven kind in de bibliotheek berusten. Ook 'onze' collectie lijkt zo'n ondergeschoven kind is. Er wordt wel regelmatig geschreven over een belangrijke prentenverzameling, maar dan gaat het over Rotterdamse historieprenten.


In deze besloten ruimte kunnen de tekeningen bekeken worden.
Foto Henny Hartog

In 1880 waait er echter een andere wind. In het verslag over dat jaar komt deze zin voor: 'Ook de rijke verzameling platen betrekkelijk de geschiedenis van Nederland werd bijna geheel opgezet en in 10 grote dozen en 3 atlasportefeuilles geborgen.' Het lijkt er op dat het hier over onze collectie gaat. Die zit namelijk op opzetpapier dat uit ongeveer 1880 moet stammen. Maar als in 1906 archief en bibliotheek gescheiden worden, blijven de niet-Rotterdamse tekeningen in de bibliotheek achter. Toch een ondergeschoven kind? Bij de ingebruikname van het nieuwe bibliotheekgebouw in 1983 verhuizen de dozen naar het ongeconditioneerde magazijn van de 3e verdieping. In 1998 zijn ze verplaatst naar de afdeling Bijzondere en Zelfdzame werken op dezelfde verdieping, die wel een klimaatregeling heeft.

Wie wisten van het bestaan van de collectie?
Men ziet schrijvers over kastelen naar verre musea reizen voor soms maar één tekening, terwijl de 'rijke verzameling' in Rotterdam blijkbaar buiten het gezichtsveld blijft. Er is veel geschreven over de belangrijke 18e-eeuwse tekenaars Cornelis Pronk en Jan de Beyer, maar de tekeningen van Pronk (vijf) en De Beyer (acht) in de Rotterdamse collectie werden niet genoemd. Ook van de -bijna 200- tekeningen van Jacobus Stellingwerf, niet altijd betrouwbaar maar toch niet onbelangrijk, was maar een enkeling op de hoogte. Waarom bleef de Rotterdamsche collectie zo onbekend?

Het is te begrijpen dat men bij het speuren naar 18e eeuwse topografische tekeningen niet direct aan het magazijn van een openbare bibliotheek denkt. Maar er is in de loop der jaren meermalen over die collectie geschreven, bijvoorbeeld door de al genoemde Jacobus Craandijk. In zijn Wandelingen door Nederland met pen en potlood, waarvan de 1e druk tussen 1874-1887 verscheen in acht delen, staat een litho van P.A. Schipperus van Het Huis te Hengelo4 naar een tekening van J. Stellingwerf. 'De teekening van het oude huis te Hengelo vond ik in de rijke verzameling op de bibliotheek te Rotterdam', schrijft Craandijk.

Mr. G.J. ter Kuile gebruikte in 1911 in zijn Geschiedkundige Aantekeningen op de Havezathen in Twenthe de tekeningen van Bakenhagen en Hengelo met als herkomstvermelding resp. Gemeentearchief Rotterdam en Gemeentebibliotheek Rotterdam. Onder een tekening van Oldemeulen staat: 'Naar een tekening in de Gemeente Bibliotheek te Rotterdam.

De Vereniging Gelre gaf bij haar 25-jarig bestaan in 1922 Vijf en veertig gezichten van Gelderland uit. Tekening nr. 23 is het huis De Kamp. Eronder staat: 'Eigenaar Gem. Bibliotheek, Rotterdam.' Waarschijnlijk door dit boek op het spoor gezet, maakte G. Joh. Siebers te Borculo in de twintiger jaren een tekening van Bevervoorde te Gelselaar naar die van Stellingwerf in de Gemeentebibliotheek. Een kopie daarvan hangt in de hal van het Gemeentehuis van Borculo5. Ook andere particulieren kenden de weg naar Rotterdam. De amateur-historicus E. Schreur uit Oldemarkt vond er blijkens een handgeschreven stuk uit 1971 de tekening van Paasloo. Ongetwijfeld zullen er nog andere voorbeelden van bekendheid met deze collectie zijn. Ook tegenwoordig weten zo nu en dan mensen de verzameling te vinden.

Merkwaardig is het volgende. Zowel in het Rijks- al in het Gemeentearchief te Groningen bevonden zich, toen beide instellingen nog zelfstandig waren, foto's van zeventien tekeningen van Stellingwerf uit de Rotterdamse collectie. Ze waren er al 'heel lang', misschien van rond de eeuwwisseling en men wist niet waar de originelen zich bevinden. Wel werd de naam van een mogelijke fotograaf genoemd. Bij de foto's is één tekening, van Hankema te Zuidhorn, waarvan de herkomst uit de Gemeentebibliotheek te Rotterdam bekend is. In De Ommelander borgen en steenhuizen uit 1973, waarvan de toenmalige Rijksarchivaris dr. W.J. Formsma een der auteurs is, zijn acht van deze foto's gereproduceerd. In een toelichting staat: 'De foto's zijn veelal ontleend aan de fotoverzameling van het Rijksarchief. De herkomst daarvan is niet altijd meer na te gaan.'

In 1906 schreef Jhr. Mr. J.A. Feith, Rijksarchivaris te Groningen, het boek De Ommelander Borgen en hare bewoners. Het bevat weinig afbeeldingen, maar er staan wel regelmatig verwijzingen in naar plaatsen waar die te vinden zijn. De Gemeentebibliotheek te Rotterdam is daar niet bij. Maar ook de fotoverzameling in het Rijksarchief te Groningen wordt niet genoemd; blijkbaar bestond die toen nog niet. Is na 1906 een Groningse fotograaf naar Rotterdam geweest om daar de tekeningen van de Groninger borgen te fotograferen en is dat later weer vergeten?

Noten
1 J. Craandijk, Wandelingen door Nederland met pen en potlood, 2e/3e dr. GO, 1874, 302
2 De gegevens voor deze paragraaf zijn in hoofdzaak ontleend aan:
- F.A.M. Schoone, herzien en aangevuld R.A.D. Renting, Inventaris van het archief van de de Commissie voor het archief en van het archief van de archivaris, 1972, 1984
- H.C. Hazewinkel, Honderd jaar gemeentelijke archiefzorg, Rotterdam 1957
- E. Meeldijk, De gemeentebibliotheek te Rotterdam 1858-1974
- Verslagen van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam 1851-1870
- Verslagen voor de commissie voor het archief, 1869-1913
- Archief van het archief van de Gemeentelijke Archiefdienst
3
J. Clarisse, Catalogus librorum quos complectitur biblitheca publica ad aedem 'S. Laurentii' Roterodami, 1814.
4 Wandelingen 1874, GO - 240
5 Vriendelijke mededeling van de heer A.J. Derking te Borculo.

inhoudsopgave