Andries en Gerrit Schoemaker |
|
Inleiding Andries en Gerrit Schoemaker, oudheidkundigen Dank zij Andries Schoemaker en zijn zoon Gerrit weten we hoe ons land er in het begin van de 18e eeuw uitzag. Verspreid over vijftien archieven of bibliotheken zijn bijna honderd banden met handschriften van hen bewaard gebleven. Samen ongeveer twintigduizend vellen, meest van folio-formaat (zo’n 25x38 cm), geschreven en getekend in de jaren 1710 - 1735. De oudste delen zijn van Andries Schoemaker. Ze bevatten afbeeldingen en beschrijvingen van munten en penningen. Maar vanaf ca. 1720 begint Andries met wat zijn levenswerk zou worden: het beschrijven en afbeelden van plaatsen en belangrijke gebouwen in ons land. Gerrit werkte daaraan mee, maar schiep ook een eigen oeuvre, waarvan door zijn vroege dood helaas veel onafgemaakt bleef. Het geheel van beider manuscripten biedt een schat aan informatie over de toenmalige topografie en de geschiedenis van ons land. Maurin Nahuys1, nazaat van een dochter van Gerrit Schoemaker, was de eerste die in een artikelenreeks aandacht aan hen en hun werk schonk. Dat was in 1887. Daarna is er van tijd tot tijd in boeken of artikelen over hen geschreven, meestal naar aanleiding van een bepaald handschrift of een tentoonstelling.2 In het jaar 2000 werden Andries Schoemakers beschrijvingen van de verschillende provincies op microfilm en cd-rom uitgebracht.3 Tegenwoordig zijn fragmenten van het werk van de Schoemakers ook op internet te vinden. Een alomvattend werk is echter nooit verschenen en zelfs een overzicht van alle bekende handschriften ontbrak tot nu toe. Weliswaar heeft deze auteur jaren geleden alle bekende bewaarplaatsen bezocht en alle banden bekeken, maar het verslag daarvan is nooit gepubliceerd. Het is nu in deze internetpublicatie opgenomen. Verder is getracht in grote lijnen een overzicht te geven van wat de Schoemakers nalieten. Zoals in de inhoudsopgave is te zien is dat als volgt onderverdeeld: In de loop der jaren hebben velen mij bij mijn onderzoek geholpen en daar ben ik zeer erkentelijk voor. Daarbij denk ik vooral aan de atlasbeheerders en medewerkers van de verschillende archieven of musea waar Schoemaker-handschriften te vinden zijn. Twee personen wil ik met name noemen. In het Rijksprentenkabinet ontmoette ik mevrouw M.J.C. Otten, die daar met het Schoemaker-handschrift bezig was dat ik ook wilde inzien. Zij heeft mij gestimuleerd om mijn onderzoek voort te zetten en het resultaat te publiceren. In de Koninklijke Bibliotheek, afd. Bijzondere collecties, heeft vooral mevrouw H.F. Peeters mij met raad en daad terzijde gestaan. Beide dames daarvoor hartelijk dank! Het verhaal-Schoemaker is nog lang niet af. Gezien mijn leeftijd zal ik er weinig meer aan kunnen toevoegen. Daarom hoop ik dat anderen, op deze site of op een andere manier, er aan mee willen werken het boek Schoemaker te voltooien. Daar ben ik hen bij voorbaat dankbaar voor. Bert Kolkman september 1996/juli 2004
1 Graaf Maurits Nahuys, 'Andries en Gerrit Schoemaker', in Dietsche Warande, Eerste jaargang 1887, p. 158-174, 313-322, 426-433 en 529-546. |